De belasting op tweede verblijven evolueert enerzijds van een weeldebelasting naar een belasting ter compensatie van de aanvullende personenbelasting die de eigen inwoners betalen; anderzijds door het vaststellen van het oneigenlijk gebruik van het tweede verblijf, de domiciliefraude en de ontwijking van de geldende belastingtarieven van de gemeente.
Voor haar algemene financiering heft de gemeente Ternat een belasting op tweede verblijven. Raming opbrengst belasting: € 40.000.
Belastbaar voorwerp
Artikel 1. Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 wordt een belasting geheven op tweede verblijven, gelegen op het grondgebied van de gemeente, ongeacht het feit dat ze al dan niet in de kadastrale legger zijn ingeschreven.
Begripsomschrijving
Artikel 2. Onder tweede verblijf moet worden verstaan, elke andere private woongelegenheid dan die welke voor het hoofdverblijf is aangewend, waarvan de gebruiker niet voor zijn gewoon verblijf is ingeschreven in het Bevolkingsregister en er zijn fiscale woonplaats niet heeft, en waarover hij op elk ogenblik, hetzij als eigenaar, hetzij als huurder, hetzij als gebruiker kan beschikken - al dan niet tegen betaling - en dit ongeacht het feit of het gaat om woonhuizen, bungalows, appartementen, vakantie-, zomer- en weekendhuisjes, optrekjes of een andere vaste woongelegenheid, hierin begrepen de met chalets gelijkgestelde caravans.
Worden niet beschouwd als tweede verblijf:
Het lokaal, waarin uitsluitend een beroepsactiviteit uitgeoefend wordt
Tenten, verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens
Studentenkamers.
Belastingplichtige
Artikel 3. De belasting is verschuldigd door de natuurlijke- of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van het tweede verblijf.
Zijn belastingplicht geldt ook:
- wanneer het tweede verblijf verhuurd wordt of tijdelijk niet gebruikt wordt
- indien hij het gebruik van een tweede verblijf kosteloos afstaat ofwel aan een derde of aan verschillende derden, hetzij occasioneel of, gedurende om het “even welke periode van het aanslagjaar”.
De eigenaar is de belasting verschuldigd ongeacht het feit of hij al dan niet in de bevolkingsregisters van de gemeente is ingeschreven. De belastingplichtige moet, uit eigen beweging, van zodra een op het grondgebied van de gemeente gelegen tweede verblijf niet meer gebruikt wordt als tweede verblijf of verkocht wordt, de gemeentelijke administratie hiervan schriftelijk in kennis stellen en de nodige bewijzen indienen.
Berekeningswijze en tarief
Artikel 4. De belasting wordt vastgesteld op € 2.000 per tweede verblijf. De belasting is ondeelbaar en voor het hele aanslagjaar door de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar verschuldigd.
De belasting wordt op 1 januari automatisch geïndexeerd volgens volgende formule :
Nieuw tarief = oud tarief x nieuwe index
basisindex
De basisindex is de gezondheidsindex van toepassing voor de maand december 2018, deze bedroeg 130,98 (gezondheidsindex 2004 = 100).
De nieuwe index is de gezondheidsindex van toepassing in de loop van de maand december die voorafgaat aan de herziening van het bedrag van de belasting. De verkregen resultaten worden naar de hogere euro afgerond.
Vrijstellingen
Artikel 5. Als tweede verblijf wordt niet beschouwd:
- de lokalen waarin uitsluitend een beroepsactiviteit wordt uitgeoefend
- de verplaatsbare caravan en woonaanhangwagen buiten een erkend kampeerterrein, tenzij zij ten minste zes maanden in het aanslagjaar opgesteld blijven om als
woongelegenheid aangewend te worden
- het gebouw dat belast wordt door de heffing op de leegstand of door de heffing op verwaarlozing en verkrotting van gebouwen en/of woningen.
Wijze van inning
Artikel 6. De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Aangifteplicht
Artikel 7. 1. De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem behoorlijk ingevuld en ondertekend, tegen uiterlijk 31 maart van elk aanslagjaar, moet worden terug gestuurd.
2. De betrokkenen die geen formulier ontvangen hebben, zijn niettemin verplicht spontaan aan het Gemeentebestuur de elementen te verstrekken, die nodig zijn voor de toepassing van de belasting en dit ten laatste één maand na aanwending als tweede verblijf, de eigendomsverwerving of de ingebruikneming. Indien de gebruiker ook eigenaar is van het tweede verblijf, is de initiële aangifte, behoudens bij wijziging, geldig tot de opzegging.
3. Vrijstelling van de aangifteverplichting
3.1. Een belastingplichtige is vrijgesteld van de in artikel 7.1 voorgeschreven aangifteplicht, op voorwaarde dat hij/zij voor het vorige aanslagjaar werd aangeslagen op basis van een tijdig ingediende aangifte of een voorstel van aangifte dat zo nodig tijdig werd verbeterd of vervolledigd.
Een belastingplichtige kan niettemin verplicht worden een aangifteformulier in te dienen, indien hem/haar dat uitdrukkelijk wordt gevraagd door de administratie.
3.2. Aan de belastingplichtige wordt een voorstel van aangifte ter beschikking gesteld. Het voorstel van aangifte wordt uitgereikt door de administratie en vermeldt de gegevens waarover de administratie beschikt.
3.3. Indien op het voorstel van aangifte onjuistheden of onvolledigheden zijn vermeld of indien de voorgedrukte gegevens niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, moet de belastingplichtige uiterlijk tegen de in artikel 7.1 gestelde termijn het voorstel van aangifte gedag- en genaamtekend indienen bij de administratie met een duidelijke en volledige vermelding en opgave op het voorstel van aangifte van de correcte gegevens en/of alle verbeteringen of vervolledigingen. Het is de belastingplichtige die dient te bewijzen dat hij/zij het (verbeterd of vervolledigd) voorstel van aangifte tijdig indiende. Indien het voorstel van aangifte evenwel geen onjuistheden of onvolledigheden bevat en alle voorgedrukte gegevens stroken met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, moet de belastingplichtige het voorstel van aangifte niet indienen bij de administratie.
3.4. Het voorstel van aangifte, dat zo nodig wordt verbeterd of vervolledigd binnen de in artikel 7.1 gestelde termijn, heeft dezelfde waarde als een tijdig ingediende aangifte. Indien de belastingplichtige evenwel de in artikel 7.3.3 voorziene verplichting niet tijdig naleeft en/of onjuiste en/of onvolledige gegevens vermeldt en/of foutieve verbeteringen aanbrengt op het voorstel van aangifte, wordt het voorstel van aangifte gelijkgesteld met een gebrek aan aangifte binnen de in artikel 7.1 gestelde termijn en/of met een onjuiste aangifte en zijn de bepalingen van artikel 8 van toepassing.
Procedure van ambtshalve vaststelling
Artikel 8. Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 7 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover de administratie beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Ambtshalve belasting
Artikel 9. De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Betaaltermijn
Artikel 10. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
Bezwaarprocedure
Artikel 11. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de aanslag van deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend worden ingediend. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Algemene bepalingen
Artikel 12. De vestiging, de invordering en de geschillenprocedure gebeuren volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 (en latere wijzigingen) betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.
Bestuurlijk toezicht
Artikel 13. Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
Bekendmaking en inwerkingtreding
Artikel 14. Dit belastingreglement heft het vorige belastingreglement van 25 juni 2019 op en treedt vanaf 16 september 2024 in werking.
De bekendmaking alsook de inwerkingtreding van deze verordening gebeurt respectievelijk en overeenkomstig artikels 285 t.e.m. 288 van het decreet lokaal bestuur.